Cuenca en rondom
Dit artikel vindt plaats na Riobamba, maar de volgorde van de artikels is overhoop gehoord door de lockdown.
Cuenca was mij vooral bekend van de verhalen van andere reizigers, die daar meerdere dagen bleven voor zijn aangename sfeer. Blijkbaar ook een favoriete plaats van expats, wat mij deed vermoeden dat het of toeristisch of Europees zou aanvoelen.
Om daar te geraken had ik de keuze tussen een 6 uur durende busrit, zowat de langste die ik zou doen in Ecuador, of een lift van de Amerikaanse mountainbikers. De keuze had ik al gemaakt in mijn vorige blogpost, maar aangezien de tijdslijn wat moeilijk geworden is, nog even voor de duidelijkheid: ik ben niet met de bus gegaan. Ik nam ‘s morgens een taxi naar een viewpoint om nog een glimps van Chimboraza mee te pikken. Helaas was de taxichauffeur dommer dan een achterdeur en zette mij af aan een ander park en bleef beweren dat dat was waar ik moest zijn, los van alle kaart-apps die ik onder zijn neus kon steken. Hij zou het toch wel weten zeker, hij was al 3 jaar taxichauffeur hier en woonde voordien in Spanje. Volgende keer ga ik weer te voet.
Garreth was de chauffeur en niet bang van het Ecuadoriaanse verkeer, dus we waren al vlug op weg richting Cuenca. Vrolijke deuntjes, mooie landschappen, af en toe een mistbank, snack stops, … alles samen stonden we 5 uur later in het dorpje Ingapirca. Daar was het even zoeken naar de Inca ruines, tot we de toeristenbussen zagen blinken wat verder. We moesten even wachten, maar kregen wel een persoonlijke gids. Van de ruines waren er, naast de zonnetempel, enkel nog wat fundamenten zichtbaar, maar dat was voldoende voor de gids om een goed beeld te schetsenen wat er hier gebeurde was zoveel jaar geleden. Na de rondleiding mochten we zelf nog een wandeling maken naar wat archeologische vondsten onderweg.
Daarna zetten we de weg verder naar Cuenca. Daar aangekomen zochten we eerst parking (een avontuur op zich), daarna iets om te eten (een pak gemakkelijker), en daarna mijn guesthouse (een beetje verder dan gedacht). ‘s Avonds ging ik al vlug eens het centrum verkennen, dat volstond met kerken. De sfeer was direct al veel Europeser dan Riobamba en Latacunga en het toeristengehalte was navenant.
De guesthouse miste wat sociale interactie dus de volgende dag ging ik alleen op pad, richting het nationaal park Cajas, dat bestaat uit heuvels en meren op grote hoogte . Na wat zoeken vond ik de juiste bus, samen met 2 jonge Duitsers. We kozen voor een combinatie van ruta 2 en 1. Dat begon met een stukje langs de snelweg, maar al gauw liepen we langs meertjes en alpiene toendraplanten (ik heb dat opgezocht, de officiele term is paramo, ik noem het zelf duingras). Ondanks de beloofde markeringen en GPS track waren we al vlug de weg kwijt. Na wat klimmen via een onooglijke paadje vonden we het echter terug en kort daarna stonden we al hijgend op een uitzichtpunt. Kort daarna kwam de mist opzetten en ging het uitzicht over in vage geluiden, een glimps van de valleien en meren beneden. Het uitzicht was dan wel weg, maar dat maakte de ervaring er niet minder op. Na een helse afdaling over zwarte modder en kiezels, waar de enige houvast bestond uit een occasionele grote rots en tuften duingras, begonnen we aan ruta 1. Dit was duidelijk meer bewandeld en verdwalen kon hier niet meer (dachten we). We passeerden een quinoa bos, een meertje, nog een meertje, … vele meertjes dus. Hoewel het pad ongeloofelijk duidelijk was, zagen we een koppel Fransen samen met een Amerikaan sukkelen aan de overkant van een riviertje. Toen ze het niet durfden oversteken adhv een dikke boomstam, hebben we ze maar achtergelaten. Toen we het einde van de route naderden, begon het een beetje te miezeren, want een beetje roet in het eten gooide, maar een shortcut bracht ons bij de snelweg uit. Daar konden we een bus stoppen, bleek dat een luxe bus te zijn met een paar tv schermen waarop de laatste Rambo speelde, en alle stoelen bezet waren.
Ik had ergens gelezen dat je de zondag een gratis fiets kunt lenen bij de stad, dus ik stond om 8u stipt bij het kantoortje. Daar hoorde ik dat het maar om 8u30 zou opengaan, dus wachtte ik even. Om 8u30 kwam diezelfde man me zeggen dat ze vandaag geen dienst hadden, wegens de stadsloop omwille van Vrouwendag. Eens goed vloeken, want 1) ik krijg geen fiets en 2) ik mag waarschijnlijk niet meedoen met die loop ook. Ik vertrok te voet langs de rivier die het oude gedeelte van het nieuwe scheidt. Onderweg hoorde ik een hoop lawaai en kort daarna vond ik de start van de loop. Ik nam er wat foto’s, om later te merken dat ik het concept sluitertijd vergeten ben.
Vandaar tjoolde ik te voet verder langs de rivier, op weg naar Bioparque, een soort van zoo met lokale dieren, die ook aan conservatie doet. Ik kreeg de tip van een paar Amerikanen die beweerden dat het iets heel anders dan een zoo was, dus ik was op zijn minst benieuwd. Na een stukje snelweg en een serieuze klim stond ik aan de ingang, samen met een bende Ecuadorianen met kinderen, ik was vergeten dat het zondag was. Gejengel is gejengel, ook in het Spaans, dus na de ingang wacht ik op het juiste moment om te vertrekken. Er is maar 1 paadje doorheen heel het park, dus de timing moet juist zitten. Helemaal niet gemakkelijk want zodra ik een paar minuten stilstond voor wat foto’s, werd ik alweer ingehaald. Uiteindelijk slaag ik er min of meer in om wat rust te hebben (een paar bejaarde Amerikanen daargelaten). Het lijkt toch ferm op een zoo, al is er veel begroeiing in de kooien en zijn ze niet klein. Het blijven wel kooien en zeker de vogels (gieren, condors) lijken het lastig te hebben. Door de begroeiing zijn er ook wel dieren je gewoon niet te zien krijgt. Een vogelkooi waar je door kunt wandelen, het amfibie/slangengedeelte en de jaguar zijn de hoogtepunten voor mij. Op het einde zitten er nog wat niet-inheemse dieren, waarbij de leeuwen het hoogtepunt zijn, zeker omdat ze net gevoederd worden. Een mannetjesleeuw maakte van de gelegenheid gebruik om wat toeristen onder te sproeien, lachen. Op de terugweg ging ik op zoek naar een bus, maar wegens zondag & vrouwenloop vond ik die niet en werd het dan toch maar de voetenwagen. ‘s Avonds vond ik superlekker tiramisu ijs in het centrum (dat redelijk verkeersvrij was, ook wegens zondag) en beloonde ik mezelf met een biertje van de Latitud Cero brouwerij, dat best wel smaakte (dat was al lang geleden)!
De dag erna ging ik terug naar Cajas, want er waren nog wat rutas die ik niet gelopen had. Geen ander volk te vinden aan het busstation, dus ik ging er alleen op uit. De park ranger raadde me mijn gewenste route af wegens te nat, maar ik kon een variant doen. Weer een stuk langs de snelweg, langer dan gewenst, maar er waren wat shortcuts die resulteerden in ferme klimmetjes en het oversteken van kleine riviertjes, wat het een pak leuker maakte. Aan het begin van ruta 4 vond ik een klim naar een viewpoint, om daarna naar beneden te gaan. Weer een mooi uitzicht, grote meren, een gratis waterfles onderweg. Aan de splitsing met ruta 7 moest ik een keuze maken, naar de snelweg terug of toch proberen de andere richting te proberen, wat mij ‘s morgens afgeraden was. Na een korte lunch hakte ik de knoop door, ik zou de andere richting uitgaan en als het niet OK was, kon ik altijd terugkeren en naar de snelweg gaan. Veel pad was echter niet te vinden, er leken vele paadjes elkaar te kruisen, maar met mijn gps track bleef ik in de juiste richting wandelen. Dat ging omhoog via een riviertje dat ook kon doorgaan voor een neerwaarts moeras. Via de hompjes duingras geraakte ik echter met droge voeten bovenaan de heuvel, om daar te zien dat er een heuvel achter lag enzoverder. Mijn gps track begon wat af te wijken, maar bij mijn zoektocht naar het pad bleek dat 100 meter beneden te liggen, of dat leek toch zo, zelfs dat was niet duidelijk. De afdaling bleek al vlug niet te doen te zijn, mede omdat ik daar helemaal niet hoorde te zijn. Ik klom terug omhoog langs rotsen en tuften duingras, waarbij een beetje klimervaring goed van pas kwam. Anderhalf uur nadat ik de splitsing gepasseerd was, stond ik er terug en nam ik het pad naar de snelweg. Karma is a bitch zeggen ze en ik stapte in een diepe modderplas, zo ongeveer tot halfweg mijn kuit. De lokale koeien maakten zich vlug uit de voeten bij al dat Westvlaams gevloek. Toen ik besefte dat het misschien niet alleen modder was, vloekte ik nog wat harder, dieren zou ik alvast niet meer zien in de nabije toekomst. Het voordeel van een gebied met veel meren is, dat je altijd wat water vindt, en ik zette mijn tocht verder met 1 natte sok, in een natte schoen. Tis gore-tex dus ik kan het droog wandelen. Zo ver moest ik echter niet meer en ik kwam, via een prikkeldraad, terug bij de snelweg, maar niet voordat ik een extra scheur in mijn broek zette adhv die prikkeldraad. Aan het checkpunt een half uur verder kon ik uiteindelijk een bus richting Cuenca tegenhouden. Ik opteerde om mijn naaikit nog wat te laten rusten en ging nog een paar Latitud Cero’s nuttigen in het centrum gevolgd door, je raadt het, een ijsje. ‘s Avonds vond ik nog een stokbrood in de lekkere bakker en was het Pan Amb Tomaquet om te eten.
Ondertussen was mijn reservebatterij voor mijn fototoestel al redelijk gegroeid en na wat paniek kreeg ik het er uiteindelijk uit. Na wat opzoekwerk leek dat gevaarlijk geweest te zijn, want die dingen kunnen ontploffen, goed om voordien te weten waarschijnlijk. ‘s Morgens deed ik vier verschillende winkels vooraleer er eentje te vinden die batterijen recycleert, de bediende gooide em achteloos in een bak onder de toonbank. Tot zover het ontploffingsgevaar dan? Ik maakte me niettemin vlug uit de voeten, ik had tenslotte een bus te nemen. Mijn tijd in Ecuador zat er bijna op, ik ging wat verder naar het zuiden, richting de Peruaanse grens, via Loja & Vilcabamba.